Hij stond jaren op de modderige camping van Lowlands en kostte slechts vijftig euro. Hij stinkt, ik kan er niet mee rijden (in elk geval niet achteruit) en er zijn minstens twee paar handen nodig om de bruin/beige hut open te klappen. Toch zag ik het direct voor me: de kinderen en ik in klapstoeltjes, met een plastic bekertje ranja/wijn en chips in een dito bakje. Rummikub op tafel… Dat soort klein geluk. ‘Kópen!’, dacht ik. Die muffe lucht waait er wel uit en de camping in het dorp moet ik in z’n vooruit toch kunnen halen. Mochten de mannen aldaar en masse met hun biertje voor de tent blijven zitten terwijl ik met de klep worstel, dan is er vast iemand in de buurt die ik kan bellen.
Volgens trainer en schrijver Ben Tiggelaar (die sprak tijdens het jubileum van mijn fijne klant Sioux) is mijn aankoop een atypische. Hij vertelde dat mensen zich bij het verkennen van nieuwe mogelijkheden vooral laten leiden door risico’s in plaats van kansen. En dat er daarom vaak zo weinig gebeurt.
Tiggelaar kent duidelijk my people niet. De kinderen vonden het vet cool, een karretje dat een huis wordt. Ook mijn zwangere zus zag zichzelf al languit in mijn klapbed liggen. Zelfs vriendin/collega Chantal – die ik écht niet op badslippers met een emmer nachtplasjes over de camping zie banjeren – reageerde enthousiast: ‘Leuk, een klapjanus!’ Maar mijn ouders (immer geneigd tot beschermen, daar kunnen ze ook niks aan doen) spanden de kroon. ‘Fantastisch!’, riep ma, direct terugverlangend naar de tijd dat ze zelf nog kampeerde. ‘Leuk, Lau’, knikte ook mijn vader, terwijl hij ijs op zijn overbelaste knie legde. ‘Schrijf maar op de kalender wanneer je vertrekt. Voor een lauw biertje zet ik dat ding wel met je in elkaar.’ Mijn mensen geloven niet in de psychologie Tiggelaar. Wij zijn aanhangers van de psychologie van de koude (camping)grond.