Jip en Janneke? Mwah. Dikkie Dik dan? Neuj. Van die kleine mol die wil weten wie er op zijn kop heeft gepoept? “Neehee, mam”, zucht Dries ongeduldig. “Ik wil een verhaal van Dries van Acht.”
Sinds onze oudste een jaar of drie is, vertel ik hem verzinverhalen over een jongen die, net als hij, Dries heet. Wezenlijk verschil: deze stoere jongen is al acht. Dries van Acht heet hij dus. Erg grappig, vond ik zelf, maar op een gegeven moment besloot de Echte Dries dat het tijd werd voor een verjaardag. Sindsdien heet zijn stoere alter ego Dries van Negen. Gelukkig is die net zo bruikbaar. Dries van Negen durft dingen waar Dries van Vijf niet aan moet dénken. Hij krokovoetbalt in het moeras met zijn vrienden, verjaagt haaien en leeuwen door de meest gruwelijke scheten te laten (bulderlach gegarandeerd) en gaat met zijn luchtfiets op bezoek bij de Pludderkluts (een paars, langharig… never mind). Dries van Negen helpt Dries van Vijf bij het verwerken van lastige dingen, zoals moeilijke schoolwerkjes of – héél ingewikkeld – een spel verliezen. We zijn allebei dol op het joch.
Een tijdje geleden was ik het zélf echter, die ademloos aan de lippen van een ander hing. Joost van Zestig vertelde in een groepsinterview over zijn leven na een psychose en het hervinden van zichzelf, nadat hij was opgenomen. Ik was onder de indruk van de moed waarmee Joost zijn monsters bedwong. En deze waren écht. Volgens mij is Joost van Zestig stukker dapperder dan Dries van Negen. Maar dat vertel ik kleine Dries pas als hij een jaar of tien verder is.