Tante Jo had vroeger een café: ’t Huukske. Mijn hoofd zit nog vol plaatjes. Bruine schrootjes. Een glimmende tap en Perzische kleedjes op de bar. Bakjes gezouten pinda’s met een lepeltje en glaasjes sigaretten. Een gele plakstrip vol vliegen aan het plafond. Mijn zus en ik kwamen er graag, al was het maar omdat we dan achter de bar een zakje Treets mochten pakken. Tante Jo was lief. En altijd bezig. Redderen en poetsen, daar hield ze van.
71 is ze nu. Het café heeft ze allang niet meer, maar ze poetst nog net als toen. Als ik met kleine koters bij haar op bezoek kwam, barricadeerde ze met een verontschuldigende blik de deur naar de huiskamer. En ik snapte dat. Hun plakvingers op het glazen bonbonschaaltje. Hun snotneus langs de vitrinekast met Swarovski-kristal. Krassende autootjes over de blinkende marmeren vloer. Geschuif met gesteven tafelkleedjes. Het zou een belediging zijn voor haar harde werk. Werk, dat in haar huis tenminste echt effect had. Bij mezelf had ik dat allang opgegeven.
Voor mijn nieuwe website wilde ik een foto van tante Jo met een Bossche bol. Misschien hoopte ik dat ze zichzelf even zou verliezen en hem met haar handen zou oppakken, om er een onbeheerst grote hap uit te nemen. Slagroom op haar kin en op de tafel, haar vingers besmeurd met chocolade. Dat had ik mooi gevonden. Natuurlijk gebeurde het niet. Toen de foto gemaakt kon worden, kwam ze met mes en vork uit de keuken.